In volle pandemie een nieuwe onderneming opstarten: je moet het maar doen. Saartje Boutsen en Charlotte Vandierendonck van Studio D gingen er voluit voor en helpen sinds afgelopen coronazomer kleine en grote bedrijven met duurzaam ondernemen.
‘Wie inzet op verduurzaming, is weerbaarder in tijden van crisis.'
Spring ik of spring ik niet? Dat was de keuze waar Saartje Boutsen voor stond afgelopen zomer. En dat mag je vrij letterlijk nemen.
‘Ik was op vakantie in de bergen en zag rondom mij mensen met een parapente van de berg afspringen. Ik dacht, ik moet dat ook doen. Als ik dat durf, dan doe ik het. Dan word ik zelfstandige in hoofberoep.’
Charlotte Vandierendonck kent alles van springen. Zij is al sinds 2018 zelfstandige in hoofdberoep, na vijf jaar aankoopmanagement bij modebedrijf FNG. Voordien lag haar ervaring vooral in het beleidswerk: na een studie politieke wetenschappen werkte ze voor het VN-Vluchtelingenagentschap UNHCR en bij Amnesty International. ‘Ik hield van alles wat met beleid te maken heeft, maar wou ook de praktijk in. Dus deed ik aan business consulting, om verandering te faciliteren en iedereen mee te krijgen.’
Het traject van Boutsen verliep gelijkaardig: eerst werkte ze als beleidsmedewerker bij Rikolto, dat destijds nog Vredeseilanden heette. ‘Ik ging in gesprek met supermarkten en voedingsbedrijven over hun duurzaamheidsinspanningen. Na tien jaar heb ik beslist om het bedrijfsleven in te gaan: laarzen in de modder, ik wou het zelf waarmaken.’ Boutsen kon aan de slag als CSR-manager bij JBC en werkte daarna drie jaar als adviseur duurzaam ondernemen bij Voka. ‘Toen ik bij JBC was gestopt, bleef ik vragen krijgen van kledingbedrijven rond duurzaamheid. Zo ben ik in bijberoep sustainability coach geworden.’
Synergie
Hoe zijn jullie paden gekruist?
Vandierendonck: ‘Dat is eigenlijk best grappig gegaan. Twee vrienden hebben onafhankelijk van elkaar gezegd dat wij eens met elkaar zouden moeten spreken. Ze beseften dat we met gelijkaardige dingen bezig waren en dat het misschien wel interessant zou zijn om eens een koffie te gaan drinken.’
Boutsen: ‘Interessant was het zeker. We hebben elkaar al leren kennen voor de eerste lockdown. Toen de terrasjes terug open mochten, hebben we het contact weer opgepikt. We merkten zoveel synergie, enthousiasme, energie, complementariteit … Zo is het idee van Studio D gegroeid. Sinds begin september zijn we samen aan de slag.’
Jullie hebben een spannende tijd gekozen om te springen, in volle pandemie. Hoe kijken jullie daarnaar?
Boutsen: ‘Mijn bijberoep als sustainability coach bleef maar uitbreiden. In combinatie met drie kinderen, werd dat heel druk. Toen corona daar nog eens bijkwam en alle hulp – van poetsvrouw tot grootouders – wegviel, wist ik dat ik een keuze moest maken. Waar haal ik het meeste energie uit, vroeg ik me af. Ik besefte dat ik het liefst concreet en in de diepte aan de slag ging met bedrijven.’
Vandierendonck: ‘Mijn grote sprong was al in 2018. Ik heb mijn tijd genomen om te kijken wat de zaken zijn waar ik hard in geloof. Nog voor de pandemie, in 2019-2020, heb ik mezelf de ruimte gegeven om dat te concretiseren. Eens alle puzzelstukjes ineenvielen, gaf mij dat een heel gemotiveerd gevoel.’
Boutsen: ‘Onlangs stelde Charlotte mij de vraag: zou Studio D er geweest zijn zonder corona? Dat is interessant, omdat corona de trigger was om deze sprong te wagen. Toch denk ik dat het ook zonder corona gebeurd zou zijn. Het voelt logisch aan.’
Duurzaamheid loont
Wat is de missie van Studio D?
Boutsen: ‘We willen bedrijven en organisaties inspireren, adviseren en ondersteunen in duurzaam en impactvol ondernemen. Waar staan ze vandaag? Waar kunnen ze een verschil maken? Dat willen we verankeren in hun core business. Het gaat om procesverandering, niet om een extra laagje erbovenop zoals goede doelen steunen. Sociale en ecologische doelen moeten bovendien samengaan.’
Hoe gaat dat concreet in zijn werk? Op jullie website schrijven jullie dat je alles eerst in kaart brengt, alle uitdagingen op sociaal, ecologisch en maatschappelijk vlak. Nadat je samen de prioriteiten bepaalt, stel je een actieplan op. Dat klinkt als een enorme opgave.
Boutsen: ‘We vertrekken altijd vanuit de vraag van het bedrijf. Soms is een kortlopend traject van een vijf- of zestal workshops voldoende waarin we de bottlenecks in de toeleveringsketen of bedrijfsactiviteiten definiëren en met mogelijke oplossingen komen, die we dan vertalen in een actieplan. Na die workshops gaan sommige bedrijven daar dan zelf mee aan de slag. Bij anderen merk je dat ze graag op blijvende ondersteuning rekenen. Vaak worden er in zo’n kort traject vragen gesteld die uiteindelijk tot een langer traject leiden.’
Vandierendonck: ‘Eenmaal de zaadjes geplant zijn, gaan bedrijven heel graag verder met deze thema’s aan de slag. Nee, je kan niet alles verbeteren of oplossen in één keer, maar bedrijven voelen wel dat ze stappen kunnen zetten.’
Boutsen: ‘Het levert hen ook iets op: klanten reageren enthousiast, ze halen een offerte binnen die ze anders misschien niet zouden gehaald hebben. Bedrijven merken dat duurzaamheid loont.’
Voor kmo’s, die met een klein team werken, is het niet altijd evident om hier sterk op in te zetten. Zeker in coronatijden zijn er vaak andere prioriteiten.
Boutsen: ‘Het is een feit dat grotere bedrijven vaker al een strategie hebben rond duurzaam ondernemen, zij hebben milieuverantwoordelijken of sustainability managers. Maar wat we ook zien is dat Vlaanderen een kmo-landschap is. Die kmo’s kunnen we meenemen in de transitie.’
Vandierendonck: ‘Je hebt koplopers en je hebt bedrijven die meegenomen kunnen worden door die koplopers. Bij grote bedrijven is het al van moeten, zij moeten een duurzaamheidrapport voorleggen. Bij kleinere is dat vaak niet het geval.
Kmo’s hebben vaak niet de tijd, de middelen of de expertise. Om zoveel mogelijk kmo’s aan te spreken in ons verhaal, is maatwerk belangrijk. We gebruiken niet zomaar één tool maar kijken naar de concrete noden van een bedrijf.
Boutsen: ‘Het is dubbel natuurlijk, omwille van de coronacrisis. Tijdens de eerste lockdown werkte ik nog bij Voka en merkte ik dat veel bedrijven door de crisis in overlevingsmodus gingen en duurzaamheid naar de achtergrond verdween. Andere bedrijven gaan door deze crisis wel veel meer reflecteren en op lange termijn denken. Uit een studie over veerkracht van VITO en Vlaanderen Circulair blijkt duidelijk dat wie inzet op duurzaam en circulair ondernemen, weerbaarder wordt in tijden van crisis. Vanuit Europa komt de Green Deal eraan en zal er meer wetgeving komen. Bedrijfsleiders hebben dat door.’
Vandierendonck: ‘Soms komt de vraag van bedrijfsleiders zelf, maar evengoed kunnen de medewerkers vragende partij zijn.’
Draagvlak
Dat schrijven jullie ook op jullie website: wilt u dat uw werknemers trots zijn op hun bedrijf omwille van de maatschappelijke meerwaarde?
Boutsen: ‘Die fierheid is belangrijk.
Bedrijven willen nieuwe medewerkers aantrekken, krijgen steeds meer vragen rond duurzaamheid op sollicitatiegesprekken. Vooral voor jonge mensen is het belangrijk om een zinvolle job te doen. Sommige bedrijven vinden niet de nodige nieuwe mensen omdat hun imago niet meezit.
Vandierendonck: ‘Vanuit de praktijk merken we ook het belang van het draagvlak binnen een bedrijf. We spreken altijd over de consument als hefboom, maar ook medewerkers zijn een belangrijke hefboom in dit verhaal. Als zij geloven dat hun bedrijf kan verduurzamen, dan heeft dat impact. Zij worden er ambassadeur van.’
Niet enkel externe communicatie, maar ook interne communicatie is dus cruciaal.
Boutsen: ‘Zowel op interne als externe communicatie zetten we in. Bij interne communicatie gaat het dus om dat draagvlak, dat werknemers weten dat ze met de juiste dingen bezig zijn. Bij externe communicatie gaat het niet enkel over imago-opbouw, maar kan het ook een inspiratie zijn naar andere bedrijven toe.
Vijf jaar geleden was er nog een race to the bottom aan de gang. Iedereen wilde de laagste prijs: zoveel mogelijk twee plus een gratis. Nu is er daarnaast ook iets anders in gang gezet: als het ene bedrijf een duurzaam initiatief heeft, dan ziet de concurrentie dat ook. Er is een nieuwe wedloop, deze keer naar boven toe, om de meest duurzame te zijn.
Vandierendonck: ‘De sector heeft als het ware een upgrade gehad. Er is meer vraag vanuit het publiek naar maatschappelijk rekenschap. Externe communicatie is noodzakelijk om anderen te informeren en te inspireren.’
Duwers, trekkers en praktische mensen
Toen ik je drie jaar geleden voor MO* interviewde, Saartje, zei je al dat greenwashing steeds makkelijker doorprikt wordt. Er wordt inderdaad veel meer over duurzaamheid gesproken. Maar houdt dat ook niet het risico in dat het een hol begrip wordt? Creëert dit hele duurzaamheidsdiscours nu net niet meer opportuniteiten voor greenwashing?
Boutsen: ‘Ik heb nooit gezegd dat greenwashing de wereld uit is – uit onderzoek van de Europese Commissie blijkt trouwens dat de helft van de duurzaamheidsclaims op websites niet correct is. Dat is een enorm hoog percentage. Bedrijven mogen dus niet zomaar meegaan op deze golf. We moeten ons blijven de vraag stellen: hoe duurzaam en impactvol is dit nu echt, wat begrijpen we juist onder duurzaamheid? Maar ik vind het wel goed dat iedereen het hierover heeft. Verduurzaming moet stap voor stap gebeuren. Daar is enthousiasme voor nodig. Daaruit groeien de volgende stappen.’
Wat kan het beleid doen om die volgende stappen beter te ondersteunen? Heb je nog concreet advies voor onze overheden?
Vandierendonck: ‘Er is zoveel! Er zijn zoveel niveaus: Europees, federaal, lokaal. Daar zit een spanningsveld op, dat is een moeilijke vraag dus.’
Boutsen: ‘Er zijn inderdaad heel veel manieren waarop onze overheid duurzaam ondernemen kan promoten. Grote bedrijven zijn nu al verplicht om aan duurzaamheidsrapportering te doen: dit zou voor alle bedrijven kunnen opgaan, zodat ook de kleinere bedrijven bewust nadenken. De overheid kan zelf ook engagementen aangaan bij hun aankopen, bij openbare aanbestedingen. Of het kan zijn belastingen richten op duurzaamheid: als bedrijven investeren in duurzaam ondernemen, zouden ze daar minder op belast kunnen worden.
Er komt bovendien heel veel op ons af vanuit Europa. Wat je op beleidsniveau ziet, moet nu ook waargemaakt worden op het terrein.
Vandierendonck: ‘We merken dat dit thema erg leeft bij overheden en kennisinstellingen. Duurzaamheid borrelt steeds meer op. Daar willen we met Studio D graag aan bijdragen. Je hebt duwers nodig, trekkers, maar ook mensen die het proces faciliteren: praktische mensen, die de problematieken vastpakken en er concreet mee aan de slag gaan. Dat is onze rol.’
Het blijft een heuse sprong, natuurlijk, om die rol voor het eerst samen op te nemen in volle coronacrisis. Hoe is jullie start geweest? Hebben jullie daar de impact van corona gemerkt?
Boutsen: ‘We hebben het ons vooraf afgevraagd: gaat corona niet hard in de weg zitten? Maar we zijn ervan overtuigd dat deze duurzaamheidsvragen de volgende grote uitdaging worden, na de pandemie.
We zitten dus net goed, we geloven erin. We hebben een goede start gemaakt, met een aantal heel toffe opdrachten. De bedrijven komen vooral naar ons, minder omgekeerd. Dat is heel fijn om te merken.’
Vandierendonck: ‘We hebben geluk gehad met onze start, maar we zullen ook hard moeten werken om een impactvol bedrijf te bouwen en te behouden. Daar zijn we ons zeker van bewust. Goed samenwerken met onze klanten en samen voor verandering zorgen is de boodschap.’
Sarah Vandoorne